’s Ochtends las ik wat de Rechtlijnige me de vorige avond nog had geschreven: ‘Ik ben geneigd om je uit te nodigen voor de LGBT+borrel, morgen bij mij op het werk. Ik zit daar in de LGBT+commissie en ben medeorganisator van de borrel. Ik ga je ook mijn nummer geven: 06********. Het leven draait om uitdagingen aangaan. Durf jij het aan? Take the red pill.’
Nee, dacht ik, wat een ontzettend slecht idee om iemand na een paar regels chatten uit te nodigen voor een borrel op je werk. Waarom zou je dat doen? Misschien had de Rechtijnige een cursus netwerken gevolgd en paste ze die nu toe op haar datingleven. Het was het enige wat me te binnen schoot. Ik wist dat ze aan netwerken deed, omdat ze me meteen naar mijn LinkedIn had gevraagd.
‘Nee,’ schreef ik terug. ‘Ik ga vanavond niet naar de borrel op je werk.’
Een paar uur later ontving ik een foto van een zebrapad in regenboogkleuren. De Rechtijnige wilde weten wat ik vond: wel of geen kunst?
‘Nee,’ schreef ik terug. ‘Ik vind dat een maatschappelijk signaal, maar geen kunst.’
‘Ik vind het ook geen kunst,’ schreef ze me terug.
Waarom vraag je het me dan, dacht ik. Alsof iemand je zegt dat The Terminator morgen in de bioscoop draait, jij speelt daarop in en vraagt of diegene erheen gaat, waarna het antwoord vervolgens luidt: ‘nee, ik vind dat geen leuke film.’ Ik snap niet waarom je er dan over begint. Het is complete willekeur.
‘Hou je van de gaypride,’ vroeg ze verder.
‘Nee,’ schreef ik terug. ‘Ik hou er niet van wanneer het zo druk is.’ Het leek me inmiddels wel aardig om het eens terug te vragen, vooral omdat ik verwachtte dat het antwoord ‘ja’ zou zijn. Waarom zou ze er anders over beginnen? Ik schreef: ‘Ik neem aan dat jij het wel leuk vindt?’
‘Mag ik je eerst vragen waarom je dat denkt?’ vroeg de Rechtlijnige.
‘Ja,’ antwoordde ik, ‘simpelweg omdat jij erover begon.’
‘Dat is zo, maar ik weet niet of ik het echt leuk vind. Het is vooral dat ik ermee bezig ben voor mijn werk. We hebben een boot die meevaart en ik ben medeorganisator.’
‘Ben je een work aholic? Je praat namelijk nogal graag over werk.’
‘Ja,’ beaamde de Rechtlijnige. ‘Ik vind het daarnaast ook lastig om over persoonlijke dingen te praten, dus dat doe ik niet graag.’
‘Er zijn vast andere mensen die net als jij het liefste over werken praten,’ zei ik.
‘Ik wil dat onze boot uitstraalt waar ons bedrijf voor staat. Want hoe zit dat met jou: heb jij Mijn Bedrijf een beetje begrepen?’
Ik vond het inmiddels nóg meer klinken als een netwerkborrel. Of misschien vooral als een presentatie aan klanten. Zo’n moment waarop je de zaal een vraag stelt om even contact te maken. Ik was geen klant en schreef terug. ‘Hoezo zou ik het begrepen moeten hebben? Ik heb niets met jouw bedrijf, dus nee. Wat wil je dat mensen ervan begrijpen? Misschien kun je daarmee beginnen.’
‘Nou, dat we ruimdenkend en inclusive zijn, maar niet zoals al die andere bedrijven die meedoen met de gaypride en het alleen maar zeggen. Wij zijn het echt. Wij zijn next level inclusive.’
‘Tja,’ begon ik, ‘dat lijkt mij dan een kansloze exercitie. De gay pride is de boodschap. Als je meedoet draag je de boodschap van de gay pride uit. Bovendien is die boodschap precies datgene wat jij wil uitstralen: ruimdenkend en inclusive. Het enige waarin je je kunt onderscheiden, is door middel van de meest ludieke boot. That’s it.’
‘Ja, dat is misschien wel zo,’ beaamde de Rechtlijnige. ‘Wil je een keer met me afspreken?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik voel geen klik met je.’