‘Computer says no!’ Ik had die legendarische woorden altijd al een keer in het echt willen zeggen. Tegen een klant. Vandaar dat het er zo enthousiast uitkwam.
Caller stak haar hoofd boven mijn computer uit en keek me bedenkelijk aan. ‘Nee,’ zei ze.
‘Nee?’ vroeg ik enigzins teleurgesteld, want zoals er mensen zijn die zichzelf na het zien van een Sunwebreclame op Ibiza wensen, had ik mezelf behaaglijk genesteld achter het bureau van de reiswinkelmedewerkster wiens computer altijd nee zegt. In het echte leven is zij de dombo aan wie je meteen een hekel hebt, omdat je bij de eerste idiotie weet dat zij er een is. Vrouwen zoals zij zijn een bug. Een blokkerende fout. Maar aan de reiswinkelmedewerkster wiens computer tegen iedere bestemming nee zegt, kun je gewoonweg geen hekel hebben. Van haar heb je geen last, maar kun je genieten. De reiswinkelmedewerkster is een schitterende diamant voor iedereen die van een beetje klieren houdt.
‘Nee,’ zei Caller. ‘De toekomst van ons werk bestaat er niet dat we iedereen instrueren om te zeggen dat de software niet werkt, maar dat we boos worden op de softwareleverancier.’
‘Ja,’ beaamde de serieuze kant in mij, want dat was eigenlijk wat ik haar had willen zeggen. Het maakte me boos dat wij zo’n slecht product geleverd kregen en daar nog jaren aan vast zaten. Het had op het puntje van mijn tong gelegen om te zeggen hoe ik daarover dacht. ‘Wij beheren allebei een applicatie die een ramp is, dus de toekomst van functioneel beheer is daarmee wel duidelijk: de leverancier bellen. Aan één stuk door.’
Maar dat had ik niet gezegd, want ineens had ik gedacht aan onze medewekers die nee verkochten omdat de software het niet deed. ‘Computer says no,’ had een stemmetje in mijn hoofd gezegd. Waarna ik op ongepast enthousiast toon voorbeelden was gaan opleveren over mijn eigen applicatie. Klanten die aan de balie stonden en naar huis gestuurd werden omdat de software het niet deed.
Iedereen die de beruchte sketch van Little Britain ziet weet dat het aan de reiswinkelmedewerkster ligt. Dat kan niet anders. Toen heette software nog gewoon ‘de computer’ en hadden we daar een onfeilbaar vertrouwen in. Als de computer nee zei dan lag het aan de idiotie van de mensen die ermee werkten. Niemand die vermoedde dat in de toekomst de computer de grap zou worden.
Inmiddels was de toekomst aangebroken. Met softwareleveranciers die in hippe sprints werken en maar door en doorontwikkelen. Ze zouden eens wat meer aandacht moeten besteden aan alle dingen die omvallen. Dat was het probleem.