De eerste lesdag had mij alles behalve gemotiveerd om het boek van de cursusleider te gaan lezen. Later, toen ik wel moest vanwege het huiswerk, bleek gelukkig dat het boek wel degelijk stof tot nadenken bood. Zoals bijvoorbeeld de pagina waarop het BiSL-model stond afgebeeld: een compositie van vlakken, driehoekjes en ruitvormen waarvan het geheel een schematische weergave vormde van de (samenhang tussen) aandachtsgebieden binnen informatiemanagement. De grote vraag die ik daarover had was: wat deed het BiSL-model in het boek van de cursusleider?
BiSL was een theoretisch kader en de cursusleider had ons stellig duidelijk willen maken dat mensen die een BiSL-cursus deden daar vervolgens helemaal niets van snapten. Om die reden had hij immers hét boek geschreven, want hij wilde dat veranderen. Nadat ik, geïntrigeerd door de afbeelding van het BiSL-model, het bijbehorende hoofdstuk had gelezen, begreep ik wat de cursusleider verstond onder het anders doen. Zonder enige tekst en uitleg introduceerde hij het BiSL-model als een plaatje. Er werd zelfs niet gezegd welke vlakken/aandachtsgebieden van de schematische weergave overeenkwamen met het werkgebied van de functioneel beheerder. De enige manier om te weten dat het überhaupt het BiSl-model voorstelde, was door het onderschrift bij de afbeelding te lezen: Schematische weergave van het BiSl-model. Over theorie kon je blijkbaar het beste helemaal niet praten. Tegelijkertijd was er maar één verklaring voor het feit dat het model in het boek stond afgedrukt. Ondanks alles onderschreef de cursusleider BiSl als hét theoretische kader van informatiemanagement. Het was de enige verklaring voor het opduiken van dat plaatje. Waarom zou het er anders in staan?
De cursusleider erkende BiSL als het theoretisch kader van informatiemanagement, maar wilde van de theorie naar de praktijk zonder over de theorie te praatten. Dat deed hij door rode stippen te zetten op het plaatje van het BiSL-model. Over die stippen ging het wél in de tekst. (Doe-tip: zoek in de index op welke paginanummer BiSL voor het eerst ter sprake komt en lees wat er staat.) Stel je een compositie voor van grijze vlakken, driehoekjes en ruitvormen (het BiSL-model) met daaroverheen her en der rode stippen. Elf stippen om precies te zijn. Refererend aan de elf bouwstenen (taken en middelen) waarmee een Scrum-team werkt. De gelaagdheid van theoretisch model en praktische methode diende ertoe om te laten zien dat de activiteiten/instrumenten waarmee een Scrum-team werkt, zoals het ontwerpen van user stories, het werken in sprints en met een product backlog, zich op bepaalde vlakken van het BiSL-model concentreren.
Stel je nog eens die grijze compositie met rode stippen voor, waarbij je dit keer tot de ontdekking komt dat er helemaal geen rode stippen blijken te staan in het grijze vlak dat de naam ‘gebruiksbeheer’ heeft. Is er daardoor sprake van een gat tussen theorie en praktijk? Misschien wel, misschien niet. Dat hangt af van de doelstelling van de praktische methode. De Scrum-methodiek heeft tot doel om op een flexibele manier producten te ontwikkelen en doorontwikkelen. Het is een praktische methode die zich op een bepaald aspect van informatiemanagement toelegt, namelijk de ontwikkelkant van nieuwe functionaliteiten, waardoor logischerwijs sommige aandachtsgebieden buiten de scope van de praktische methodiek liggen. Preciezer gezegd, het klopt dat die rode stippen niet overal staan, maar zich op bepaalde vlakken concentreren. Dat is zogezegd de essentie van de Scrum-methodiek. Het was de cursusleider die daar een probleem mee had.
De cursusleider wilde dat er voor functioneel beheer een duidelijk omkaderde procesmethode bestond die het perfecte plaatje opleverde wanneer je de bouwstenen (taken) op het model voor informatiemanagement plotte. In alle grijze vlakken waarbinnen het vakgebied functioneel beheer zich afspeelde, dienden rode stippen te moeten staan. Dat bracht mij op het volgende punt. De cursusleider had zich nooit, niet in de les en ook niet in het boek, uitgesproken over de plaats van functioneel beheer binnen het BiSL-model. Ongetwijfeld dat hij dat met de beste bedoelingen had overgeslagen, namelijk vanwege de vrees dat het te theoretisch zou worden. Over theorie kun je het immers beter helemaal niet hebben. In de praktijk leverde dat de volgende situatie op: de cursusleider liet zich er kritisch over uit dat de Scrum-methodiek geen enkele rode stip opleverde in het vlak ‘gebruiksbeheer’, terwijl hij helemaal niet had benoemd in welke vlakken hij die stippen überhaupt wenste te zien. Blijkbaar in ieder geval in ‘gebruiksbeheer’.
De les die ik uit de afbeelding van de grijze vlakken met rode stippen trok, was het antwoord op de vraag wat de cursusleider nou eigenlijk met zijn boek had beoogd. Hij wilde een vertaalslag maken van het BiSL-model naar de praktijk. Hoezeer hij ook tegen het BiSL-model probeerde te antitheoretiseren, in feite was het de grondslag van zijn boek. De onuitgesproken beredenering die ik afleidde uit het afbeelden van het BisL-model, stak als volgt in elkaar:
Zie hier het BiSL-model. Punt. Daar kunnen we stippen overheen plotten die verwijzen naar de bouwstenen van de Scrum-methodiek. Vervolgens gaan we een conclusie gaan trekken. Want wat kunnen hieruit nu concluderen? Precies. De stippen staan niet overal: de Scrum-methodiek dekt niet alles af.
Oké. De cursusleider zou een goed punt hebben gehad als de Scrum-methodiek tot doel had om overal stippen te plotten. Maar dat had het niet. Wel volgde hieruit dat het de wens van de cursusleider was geweest dat de Scrum-methodiek zich op een andere manier liet plotten. Gelijkmatiger gestipt. De cursusleider voelde de behoefte aan een praktische methode, een afgebakende methodiek waarvan de bouwstenen zich in alle juiste grijze vlakken van het BiSL-model lieten plotten. De grote vraag die hieruit volgde was: waarom kwam de cursusleider op deze pagina van het boek niet met zijn eigen 3-bollenmodel op de proppen? In welke grijze vlakken zouden zijn 3×3 taakgebieden komen te staan? Zouden de geclusterde taken überhaupt in dezelfde vlakken geplot kunnen worden of zou er zoiets uitkomen als 4 – 2 – 2 – 1?