June 12, 2022

Procesles 9: Gewoon doen

Na de eerste lesdag zaten de kleuren van Troetelbeer steevast in mijn hoofd. Zeker nadat hij me nog wat dingen over het DISC-model had toegelicht die mij niet meer scherp op het netvlies hadden gestaan.

Het DISC-model wordt visueel weergegeven als een vierkant, onderverdeeld in vier gekleurde vierkantjes. Het vierkantje linksboven is rood. Met de klok mee volgen achtereenvolgens: geel, groen en blauw. ‘Het gaat om je eigen kleurenprofiel, maar ook om de interactie met andere profielen,’ zei Troetelbeer. ‘Het DISC-model geeft je handvatten voor het omgaan met mensen die in je allergie zitten. Met name de twee diagonalen zijn daarin heel belangrijk. De diagonaal rood-groen zitten in elkaars allergie, net als de diagonaal blauw-geel.’ Na die woorden realiseerde ik het me ten volle: de cursusleider en ik zaten in elkaars allergie.

Behalve de diagonalen zijn in het DISC-model ook de verticale assen van belang. De as rood-blauw is taakgericht, de as geel-groen is mensgericht. Nadat we die ene opdracht over de functioneel beheervariant van geen ja en nee zeggen hadden gespeeld, had ik me onwillekeurig afgevraagd welke kleur Troetelbeer tijdens het spelen was geweest. Het moest blauw of rood zijn geweest. Hij had de vragen over de triggers vertaald naar taken. Stel dat je zo’n trigger daadwerkelijk ontving, wat ontving je dan? Antwoord: een ingevuld meldingsformulier. Zoiets moest er in de hoofden van hem en Caller zijn gebeurd, want allebei hadden ze de opdracht goed opgevat. Ondertussen had ik me vruchteloos ingespannen om de cursusleider te begrijpen.

Een oud-collega heeft eens tegen mij gezegd dat als je mij vraagt hoe een vergadering is geweest, je te horen krijgt wat iedereen daar deed. Vergaderingen versla ik vanuit mijn groene mensgerichtheid. Disharmonie en discommunicatie. Ik heb het altijd meteen door als mensen langs elkaar heen praten en neem het mee in mijn verslag. Tegen mijn collega’s die na de eerste lesdag bij mij informeerden hoe de cursusleider (zij zeiden ‘cursus’) was geweest, weidde ik uit over de dynamiek die de cursusleider teweegbracht als salesman en zelfverklaarde autoriteit. Als toegift zei ik dat hij aan de inhoud niet toekwam, maar die laatste toevoeging deed ik vanuit mijn allergie.

Het DISC-model is een soort talenkaart. Het laat zien welke taal je met iemand moet spreken om goed met diegene te kunnen communiceren. Preciezer gezegd, om goed te kunnen samenwerken moet je elkaars taal spreken. De vraag die daaraan voorafgaat is of het in alle situaties mogelijk is om elkaars taal te spreken. De relatie tussen cursusleider en cursist is immers anders dan die tussen teamleden. Het doel van een cursusleider is kennisoverdracht, niet samenwerken. Hetzelfde geldt voor een docent die voor een zaal van 200 studenten staat. Samenwerken doet die docent met zijn collega’s in het docententeam, niet met de studenten in de zaal. Overigens zitten daar gegarandeerd studenten bij die zich opvreten, omdat de docent in hun allergie zit. Door die allergie zetten zij niet alleen hun vraagtekens bij de docent, maar ook bij de stof. Zo gaat dat als iemand in je allergie zit. Ineens voel je hoe kostbaar tijd is en hoe spijtig het is dat het niet besteed wordt aan dingen die écht interessant zijn.

Over het werken in teams had de cursusleider ons gezegd dat gemengde teams vaak beter presteerden. Daarbij sprak hij over teams in de taakgerichte zin van het woord, waarmee hij ten voeten uit zijn eenduidig rode kleur was. Als er voor een team een creatieve en administratieve taak lag, maar het volledige team uit precieze mensen bestond, dan kreeg je volgens de cursusleider de creatieve taak niet gedaan. Je hebt een creatief persoon nodig voor de creatieve taak. Daaruit volgde dat gemengde teams beter uitgerust zijn voor een gemengd takenpakket en daarom over het algemeen beter zullen presteren. Wat ik de cursusleider hoorde zeggen was dat hij het niet over het DISC-model had en hij niet op samenwerken doelde. Hij sprak over taken, niet over harmonie en allergie. Ik vond het jammer dat hij niet inging op de écht interessante kant van het werken in teams: samenwerken. Hoe zorg je ervoor dat mensen elkaar begrijpen en samen een sterk team worden?

Natuurlijk vond ik het jammer dat de cursusleider niet over echt interessante dingen sprak, want de vraag was of hij überhaupt nog iets kon zeggen wat ik interessant zou vinden. Ongeacht hoe de ander in de communicatie staat, bijvoorbeeld omdat hij de cursusleider is, is er een uitstekende reden om je eigen allergie te willen beteugelen. Je hebt minder spijt van de tijd en bent meer bereid te luisteren naar ogenschijnlijk oninteressante dingen. Zoveel pluspunten!

Kortom, ik moest op een andere manier met de cursusleider gaan communiceren. Als ik de dingen op mijn eigen manier bracht dan begreep hij niet wat ik bedoelde. Tot nu had ik dat laten gebeuren, omdat het alternatief me niet aanstond. Ik zou mezelf directer, en vooral meer beschuldigend, hebben moeten uitdrukken dan waar ik me comfortabel bij voelde. De vraag was of dat het waard zou zijn. Het hebben van een cursusleider die me kon verstaan, zou ongetwijfeld mijn allergie voor hem doen afnemen, maar zou dat opwegen tegen het ongemakkelijke gevoel van een dwingende communicatiestijl? Ik wist het niet, maar het was het proberen waard.

Dé kans om rood te communiceren deed zich voor bij het feedbackrondje aan het einde van les 3, nadat ik vrijwel iedereen positief en over aha-momentjes had horen spreken. Op mijn beurt begon ik erover dat ik het zo wonderlijk vond dat ons groepje de opdrachten altijd verkeerd leek te begrijpen. Het specifieke voorbeeld dat ik daarbij gaf was de opdracht waarbij we 45 minuten de tijd hadden gekregen om het incidentmanagement uit te schrijven in processtappen. Een hele, hele simpele opdracht, aangezien we dagelijks met dat proces van doen hadden en er hooguit over hadden kunnen discussiëren of het zes stappen moesten zijn of dat we er vijf van maakten. Plakten we vijf of zes geeltjes op de muur? Alleen dat was niet hoe we de opdracht hadden begrepen. We dachten dat we specifiek moesten zijn. Héél specifiek. Ons groepje begreep de opdracht vaker verkeerd dan goed. In mijn feedback bracht ik het fenomeen als een anekdote, omdat ik het de cursusleider ter zelfreflectie wilde meegegeven, want wellicht zou het bij hem opkomen dat hij de dingen niet goed uitlegde.

Uiteindelijk kon ik vrij pragmatisch zijn wanneer ik iets niet snapte, zeker bij een cursus die niet was voor mensen die graag nadachten, want dat laatste had ik allang begrepen. Wanneer ik registreerde dat het er definitief niet inzat dat ik het ging begrijpen, was ik de eerste om te zeggen: laten we gewoon aan de slag gaan. Om een opdracht goed te maken hoeft er immers maar één iemand in het groepje zitten die de bedoeling heeft begrepen. Alleen was dat bij ons niet altijd het geval. We gingen bijna altijd de mist in. Ik besloot mijn anekdote met de vraag: ‘Waarom begrijpen wij nooit wat de bedoeling is?’

Met de blik van een autoriteit keek de cursusleider me aan en zei: ‘Jij had gestudeerd, toch?’ Ik knikte en zei van ‘ja’. Het verbaasde me dat hij dat had onthouden. Hoe werkte zijn geheugen? Zou hij me direct na het eerste lesuur, na het voorstelrondje, als een verloren zaak hebben beschouwd? Waren dat het soort dingen die hij kon onthouden?

De cursusleider begon te knikken alsof hij het allemaal had begrepen. ‘Mensen die hebben gestudeerd die hebben de neiging om te willen weten waarom ze iets moeten doen. Ze zijn niet goed in staat om gewoon maar te doen. Dat is het probleem.’

Ik knikte nadenkend. Ondertussen overwoog ik hoe ik zou reageren. Ik zou de cursusleider ervan kunnen beschuldigen dat hij niet goed kon uitleggen, zoals ik me had voorgenomen. In plaats daarvan verkoos ik het om hem te laten zeggen dat ik het probleem was. Sterker nog, ik zag er de ironie wel van in om de hand in eigen boezem te steken en de schuld bij mezelf te leggen. ‘Het klopt,’ zei ik instemmend. ‘Ik denk over dingen na, dus dát is het probleem!’ Wat ik daarmee eigenlijk tegen hem zei was: dus daarom begrijpen we elkaar niet, want jij denkt niet na. Soms is het ook gewoon leuk om dingen te zeggen als je weet dat mensen toch niet begrijpen wat je bedoelt. Mezelf hielp ik er niet mee, maar leuk was het wel.