De allereerste lesdag was de cursusleider de hele ochtend aan het woord geweest. Pas hij na drie uur zenden had hij het startschot gegeven om in groepjes van vier aan een opdracht te werken. Ik was meteen gevlogen. Mijn filosofie: eerst het cursuslokaal uit, daarna groeperen.
Ik was de allereerste vrije kamer binnen gevlogen. Er stonden heerlijk zachte banken en daardoor was ik helemaal content. Ons vaste groepje had nog geen vorm gekregen, zodat ik op de bank zat in afwachting was van wie er de kamer in zouden lopen. In volgorde van binnenkomst werden dat: Notulist, Lieveling en Troetelbeer. Nadat Troetelbeer de deur achter zich had gesloten, draaide hij zich naar mij toe. ‘Welke kleur ben jij?’ vroeg hij lukraak. Daarna ging hij op een van de banken zitten en vertelde eerst over zichzelf dat de kleurentest uitwees dat hij alle kleuren was, waarna hij de kleuren toelichtte. ‘Rode mensen nemen de leiding; blauwe mensen zijn heel precies; groene mensen zijn sociaal; gele mensen zijn inspirerend.’
Ik dacht er even over na, want ik had al eens zo’n DISC-test gemaakt. ‘Het meeste groen volgens mij,’ zei ik.
Troetelbeer knikte. ‘Ik denk bij jou inderdaad groen, maar ook blauw.’
Vragend keek ik hem aan.
‘Vanwege de vraag die je net aan de cursusleider stelde,’ legde hij uit, ‘je had behoefte aan preciezere uitleg, aan uitgewerkte voorbeelden.’
Oh, bedoelde Troetelbeer dát. Er verscheen een grijns op mijn gezicht. ‘Ik had eigenlijk helemaal geen behoefte aan toelichting, maar formuleerde het alleen op die manier,’ verklaarde ik. ‘Het ging mij erom wat tegengas te geven, om aan te geven dat hij mij niet meekreeg met die verkooppraatjes. Ik ergerde me dood.’ Ik dacht er even over na. ‘Ik zou die vraag dus als groen bestempelen. De aanleiding was de toon die hij zette. Hij jaagt zijn mening erdoorheen en that’s it.’ Groene mensen willen dat iedereen het naar zijn zin heeft, werken het liefste in teamverband en brengen dat team harmonie en stabiliteit. Aldus het DISC-model.
Lieveling viel me bij. Ze knikte. ‘Ik ben het me je eens. Er mocht inderdaad wel wat van gezegd worden.’ Lieveling was het nuchtere, kordate type dat er niet van hield wanneer er om de brij werd gedraaid. Liever begon ze meteen met aanpakken.
Lieveling was ook het type van de cursusleider. Dat was die eerste ochtend niet alleen gebleken uit het oplichten van zijn gezicht toen hij haar zag, maar vooral uit wat daarop volgde. ‘Jij heet Lieveling,’ zei hij. Meer dan een jaar geleden had hij haar eens gezien en nog steeds wist hij hoe ze heette. Over onze namen zei hij: ‘Ik kan niet eens onthouden wat ik twee dagen geleden heb gegeten, dat weet ik gewoon niet meer.’
Enigszins verrast door de bijval van Lieveling keek ik haar aan, op haar gezicht stond ‘opgeblazen gedoe’ te lezen. Blijkbaar was de liefde niet geheel wederzijds, constateerde ik.
Ondertussen vond Notulist het tijd om iets van zichzelf te laten zien en zei: ‘Ik ben mijn rode kant aan het oefenen. Ik wil wat meer rood worden.’ Hij was iemand die tijdens de cursus alles opschreef en het allemaal even interessant vond, of hij het nu begreep of niet. Hij voelde gewoonweg dat het belangrijk was. Hij was geen leidersfiguur, daar had hij niet de uitstraling voor. Eigenlijk had hij helemaal geen uitstraling. Voornemens had hij echter wel en daarom nam hij de voorzittersrol op zich. Hij schraapte zijn keel. ‘Jongens, zullen we beginnen? Impliciete kennis, welke voorbeelden kunnen we daarbij verzinnen?’
De opdracht die we in groepjes moesten maken, was zoveel mogelijk voorbeelden opschrijven van ‘impliciete kennis’ en ‘expliciete kennis’. Impliciete kennis was weten hoe de hazen lopen. Expliciete kennis was alle informatie die op de een of andere manier was ontsloten, dus alle handleidingen en werkinstructies. Tot zover had de cursusleider het ons uitgelegd, waaruit volgde dat we dat niet moesten opschrijven. Die allereerste opdracht was er eentje van de kwantitatieve soort. De cursusleider zou er daar nog veel meer van gaan geven. Het was de bedoeling om vooral specifiek te zijn, zodat we zoveel mogelijk voorbeelden konden geven. Specifiek zijn is de sleutel tot lange lijstjes.
Toen we een half uurtje later weer allemaal op onze plek in het cursuslokaal zaten en onze lijstjes mochten opsommen, gaf iemand het hele specifieke voorbeeld gegeven van ‘Karen van de front office waar je het beste meteen naartoe kan gaan als zij iets meldt, omdat je anders in miscommunicatie verzand’. De cursusleider vond dat geen goed voorbeeld en zei: ‘Die kennis zou je namelijk wel expliciet kunnen maken, want je kunt het gewoon opschrijven.’ Even later krabbelde hij terug. Impliciet is immers alles wat nog niet expliciet is. Ook hele specifieke dingen, zoals de gebruiksaanwijzing van Karen van de front office. Bovendien had hij ons expliciet gevraagd om zo specifiek mogelijk te zijn.