De cursusleider klikte door naar de volgende slide van zijn presentatie. Hij wees naar het grote beeldscherm waarop nu in koeienletters stond: ‘Het is belangrijk om de juiste kennis van de trigger te hebben en de juiste kennis over de trigger te hebben.’ Vervolgens gaf hij ons opdracht om twee lijstjes te maken. ‘Ik wil dat jullie nadenken over de triggers waardoor jullie een proces opstarten. Op het ene lijstje schrijven jullie dingen die je ‘van de trigger’ wil weten en op het andere lijstje dingen die je ‘over de trigger’ wil weten.’
Ik keek naar het scherm en vroeg me af wat er stond, waardoor ik het voor mezelf uitprobeerde. Iemand kon van mij willen weten of ik een vriend of autoriteit was, maar iemand kon ook over mij willen weten of ik een vriend of autoriteit was. Afgezien van de taalkundige voorkeur van die persoon (een voorkeur die iets zei over die persoon), bestond er voor mij geen verschil tussen die vragen. Welk verschil maakte het uit als iemand iets van mij wilde weten of over mij wilde weten? Welk verschil maakte het uit als ik iets van de trigger wilde weten of over de trigger wilde weten? Ik begreep het niet.
De cursusleider riep: ‘In groepjes van 4! Jullie hebben een kwartier de tijd!’
Terwijl de andere twee groepjes de deur uitliepen, bleef ons groepje in het cursuslokaal achter. Ons vaste groepje bestond uit Troetelbeer, Caller en Dominee. In die volgorde zaten we vandaag naast elkaar aan de lange zijde van de tafel. Terwijl ik vooroverboog om langs Troetelbeer heen naar de anderen te kunnen kijken, zag ik Caller een bladzijde uit haar schrift scheuren. Ze deelde de pagina in tweeën en trok met haar roze pen een blauwe streep van boven naar beneden over het papier. Boven de linkerkolom schreef ze ‘van de trigger’ en boven de rechterkolom schreef ze ‘over de trigger’. Haar pen zweefde nog boven het papier toen ze zei: ‘Oké, kom maar op!’ Zo deed zij dat. Meteen aan de slag. Wij mochten op haar afvuren, zoveel mogelijk. Wanneer iets goed klonk en ze het overnam op het papier, herhaalde ze het eerst hardop zodat wij hoorden wat de score is. Net als de scheidsrechter bij het darten, de caller. Al was ze niet bepaald de ideale scheidsrechter, want ze speelde zelf ook mee. Als het te lang stil bleef dan begon ze alvast. Bij haar kon je er zeker van zijn dat je met resultaat thuiskwam.
Ik wist bij God niet wat ik op Caller moest afvuren, want ik snapte de opdracht niet. Aangezien de cursusleider nog in de houding stond aan de kop van de tafel, draaide ik me naar hem toe om het te vragen. ‘Het is mij niet helemaal duidelijk wat het verschil is tussen van de trigger en over de trigger,’ zei ik. De cursusleider keek me aan met die belangrijke blik van hem en zei: ‘Dat is precies wat we met deze opdracht oefenen. Succes!’ Daarop liep hij de ruimte uit om te kijken hoe het de andere groepjes verging. Verbaasd keek ik hem achterna. Ik wist nog steeds niet welke kant ik op moest. Alsof je iemand vraagt wat het verschil is tussen links en rechts en hij daarop alleen maar antwoord: dat zijn we nu aan het oefenen. In welk universum is dat een helpend antwoord? Het enige wat je kan doen om erachter te komen wat links en rechts is, is om het dan maar aan iemand anders te vragen. Omdat me ineens te binnenschoot dat de cursusleider in de eerste les vertelde dat hij dyslectisch was, besloot ik het boek open te slaan. Die powerpoint had hij vast zelf in elkaar gedraaid, maar dat boek daar was een redacteur overheen gegaan.
‘Onderwerp,’ riep Caller, omdat ze was maar vast begonnen. Als op afroep liet ik het boek voor wat het was en draaide me richting de anderen. Blijkbaar hadden zij het wel begrepen.
Troetelbeer was mijn directe buurman en ik zag dat hij in zijn eigen schriftje de opdracht aan het maken was. Hij werkte de dingen graag eerst voor zichzelf uit. Dat had ik hem al wel vaker zien doen. ‘Ik snap het nog steeds niet,’ zei ik. ‘Wat moeten we opschrijven bij de dingen die we van de trigger willen weten?’
Troetelbeer zei: ‘Ik denk aan dingen als ‘titel’ en ‘beschrijving’. Hij wees naar zijn schriftje waarin hij een eigen lijstje was begonnen en die twee steekwoorden onder elkaar had gezet. De twee woorden vloeiden voor mij samen tot het beeld van een meldingsformulier. Zo’n webpagina met een aantal invulvelden waar iemand zijn naam, contactgegevens, onderwerp en een beschrijving van het probleem moet opgeven.
‘Jij vat de dingen die we van de trigger willen weten op als de vraag naar de gegevens die worden uitgevraagd wanneer iemand een melding doet,’ constateerde ik.
‘Ja,’ zei Troetelbeer.
Tijdens de eerste opdracht die we in een groepje deden had Troetelbeer over zichzelf gezegd dat hij een gemêleerd karakter had en bij de kleurentest op alle kleuren scoorde. Hij was rood, blauw, groen en geel. Mensen die hem in een vast gekaderd kleurenhokje hadden gestopt, verbaasden zich vaak over hem wanneer hij ineens als een andere kleur uit de hoek kwam. Als hij lachte dan straalde hij bovendien even gelukzalig en innemend zoals vooral gays dat kunnen en dat terwijl hij op vrouwen viel. Kortom, ik was het met hem eens dat hij een regenboog was en vandaar de naam Troetelbeer. De troetelbeertjes kwamen in alle kleuren van de regenboog. Bovendien had ik vroeg een Troetelbeerknuffel die op zijn buikje een afbeelding had staan van een regenboog.
Ik boog me wat verder over de tafel heen zodat ik Caller in beeld kreeg. ‘Vat jij de opdracht op dezelfde manier op als Troetelbeer?’ vroeg ik. ‘Namelijk dat de dingen die we van de trigger willen weten gelijk zijn aan de dingen die je uitvraagt bij een meldingsformulier? Zo ja, wil je de dingen die Troetelbeer heeft opgeschreven dan ook overnemen?’
‘Ja,’ beaamde Caller. ‘Zo vat ik hem ook op. Goed, wat moet ik opschrijven?’
‘Beschrijving,’ zei Troetelbeer. ‘Beschrijving,’ noteerde Caller.
Zouden ‘contactgegevens’ er dan ook bij moeten?’ vroeg ik. We waren de opdracht aan het maken. Samen.