Op Wikipedia staan twee artikelen over Alphen: Alphen (Zuid-Holland) en Alphen (Noord-Brabant). Het Zuid-Hollandse Alphen bestaat niet meer, omdat het in 1918 is hernoemd tot Alphen aan de Rijn. Als het Noord-Brabantse dorp ooit hernoemd gaat worden dan stel ik voor om het Alphen bij België te noemen. Het goede van België is namelijk in Alphen verkrijgbaar: de Belgische koffiekoek.
Belgische koffiekoeken zijn overigens alleen in Nederland verkrijgbaar. In België heten ze crèmekoeken. Het is een soort tompouce, maar dan vierkant. Geen laagje glazuur, maar een laagje chocolade. Mijn eerste ontmoeting met een crèmekoek was in de ontbijtzaal van een hotel in Gent. Ik had het hotelontbijt van mijn leven en de crèmekoek had een nieuwe fan. Een getormenteerde fan. In Nederland loop je er namelijk niet zomaar tegenaan.
Google zei mij: de bakker in Alpen (bij België) heeft ze. De bakker in Alphen zei: ze zijn al op, maar morgenochtend liggen ze er weer.
Het was al laat, tegen 15:00 uur. Natuurlijk was het niet de bedoeling geweest om pas zo laat bij de bakker in Alphen binnen te stappen, maar het was zo’n dag waarop bepaalde zaken extra aandacht nodig hadden gehad.
‘Kijk rustig even rond of je iets anders ziet,’ zei de dame achter de toonbank.
De schappen met brood waren leeg. De vitrines waren nagenoeg leeg. Er was nog één bolgebakje, één slagroompunt en meerdere vierkante stukken speculaascake. De laatste vitrine was wel goed gevuld. Hierin lag de jaarkalender van de Heemkundekring, getiteld: Heemkalender 2024. De kalender beloofde iedere maand een andere historische foto van een bakkerij, want dat was het thema dit jaar: bakkerijen. Ernaast lag een boek met de titel: ‘Religieus erfgoed in Alphen en Riel. Geloof en identiteit van twee Brabantse dorpen.’ Op weg naar de bakker was het me al opgevallen dat er in Alphen zoveel huizen waren met een muursteen met de beeltenis van Maria. Het onderschrift luidde: Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand Bescherm Ons Gezin. Het had mij enigszins doen denken aan de vele Mariabeelden in Antwerpen. Alweer België.
In de winkel stond ook nog een oude boerenkar, versierd met gele sjaals met rode accenten. In de laadbak een overvloed aan eierkoeken en cake en het programma voor Carnaval.
‘Hoe heten jullie met Carnaval,’ vroeg ik aan de dame achter de toonbank.
‘Struivenbakkers,’ klonk het trots. ‘Struif’ betekent ei. ‘Mijn zoon is vijftien en gaat dit jaar voor het eerst zelf uit met vrienden. Na afloop is het altijd eieren eten en hij vroeg of dat bij ons mocht. Ik zei: dat is goed en dan ga ik ze wel bakken. Hij mag officieel nog niet drinken, maar met de carnaval gebeurt dat toch. Met 16 van die dronken jongens in huis dan bak ik de eieren het liefste zelf en dan kan ik ze nog een beetje in de gaten.’
‘Hoeveel eieren worden er dan gebakken?’
‘Tja, het zijn 16 jongens en 2-3 eieren de man, dus reken maar uit.’
‘Wauw,’ ontglipte me. ‘En de winkel is dan zeker ook dicht met Carnaval?’
‘Zaterdag zijn we tot 13:00 uur open voor de verkoop van worstenbroodjes, maar daarna gaan we dicht en pas weer op donderdag open.’
In Alphen kwamen de mensen niet bij de bakker voor Belgische koffiekoeken, maar voor de worstenbroodjes. Onder andere omstandigheden zou ik dat hebben geweten. Normaal gesproken wil ik alles weten van de lokale tradities, van de lokale lekkernijen. Wanneer ik naar een plaats ga waar ik nog nooit ben geweest, laat ik Google altijd eerst de streekproducten en lokale lekkernijen opdiepen. Dit keer niet. Voor mij was Alphen de plek waar je in Nederland Belgische koffiekoeken kon krijgen. Ik bedoel, ik had Alphen zelfs willen vernoemen naar België. Het enige echte Alphen bleek de plek waar in de bakker nog een praatje werd gemaakt. Waar ze worstenbroodjes aten, omdat je dat in Noord-Brabant doet. In Alphen waren ze trots op hun dorp. Op hun lokale geschiedenis en tradities.