October 21, 2022

De Ophelderaar (2)

Hoe moest ik uitleggen wat ik bedoelde toen ik zei: het voelt alsof je me iets hebt gegeven.

Ik dacht erover na, maar kwam tot de conclusie dat ik het antwoord niet wist. Wat ik had gezegd dat was gemeend spiritueel gewauwel geweest, maar daardoor niet iets wat ik kon preciseren. Nu ik eenmaal aan het nadenken was over de ontmoeting tussen twee mensen en wat dat voor betekenis heeft, kreeg ik nog meer van die niet te preciseren gedachten waarvan ik geneigd ben ze maar spiritueel te noemen.

Ik geloof in wederzijdsheid. Ik bedoel daarmee niet dat het voor een gezonde relatie prettig is als het van beide kanten komt, want dat lijkt me evident. Ik bedoel dat je soms gevoelens kan hebben die eenzijdig zijn, omdat de ander het niet voelt. Het zijn daarmee alsnog echte gevoelens, maar ze komen niet voort uit de chemie tussen twee mensen, maar uit dingen als ego, bewondering, onzekerheid en gezien willen worden, dat soort dingen. Bij wederzijdsheid zijn de gevoelens wél geworteld in de golflengte van de ander en is er chemie. In de praktijk komt dat geloof in wederzijdsheid op het volgende neer: stel dat ik iets voor iemand voel, maar die ander voelt het niet. Dan denk ik meteen dat die ander ‘gelijk’ heeft, maar dat ik dat alleen nog niet invoel. Ik geloof dat het inzicht nog zal komen dat ik diegene inderdaad niet oprecht leuk vind.

Terug naar de Ophelderaar. Ik kon haar dus niet zeggen wat ze me gegeven had, want ik had geen idee hoe ik het moest verduidelijken. Ineens bij me op dan maar iets te zeggen over mijn geloof in wederzijdsheid. Waarschijnlijk omdat het voor mijn gevoel goed aansloot op wat zij had gezegd: ‘Denk je nou echt dat ik superveel gevoelens heb en me daarom superrot voel?’ Mijn antwoord daarop was: nee, ik denk dat je geen diepgaande gevoelens voor mij hebt, maar dat het hooguit spannend voel of iets anders in die richting, want ik geloof in wederzijdsheid. Ik probeerde haar te vertellen over wederzijdsheid en ego en dingen die nog komen.

‘Ik snap er echt geen hol van,’ schreef ze terug. ‘Wat bedoel je nou, wat heb ik je gegeven?’

‘Ok, sorry,’ schreef ik terug, omdat ik het alleen maar onduidelijker bleek te hebben gemaakt. ‘Ik kan het niet benoemen, maar mocht het me nog te binnenschieten dan zal ik het je laten weten.’

‘Ja graag, dank je.’

Een paar uur later schoot me ineens iets te binnen, want ik vond haar heel aantrekkelijk. Ik had geen romantische gevoelens voor haar, maar ik vond haar wel heel aantrekkelijk. En dat was iets wat ik heel precies kon benoemen. Ik vond haar aantrekkelijk. Het klonk zo concreet dat het ongetwijfeld alles zou ophelderen.

Ze schrok van mijn berichtje. ‘Wat? Wacht even, bedoel je nu dat je seks met me wil? En stel dat ik daarop inga, wat zijn dan de spelregels? Wat als ik meer gevoelens krijg en gekwetst word?’

Ik schrok toen ik haar antwoord las. Het had dus niets opgehelderd, integendeel, want nu dacht ze dat ik seks met haar wilde. Alleen had ik het niet zo bedoeld. Ik had haar gewoon een antwoord willen geven op de vraag wat ze me had gegeven. Een paar uur geleden had ik in hogere sferen gezeten: onze ontmoeting voelde zoals het voelde, als een geschenk. Inmiddels had ik mijn portie spiritualiteit voor de hele maand weer gehad. Wat restte was het idee dat ik haar een antwoord had toegezegd en toen was dat woord ‘aantrekkelijk’ me te binnen geschoten, want dat was ook iets wat er tussen ons was en wat ze me had gegeven, toch? Al had het niets te maken met wat ik haar in mijn hogere sferen eigenlijk had willen zeggen, want het gesprek had een loopje met me genomen.

Echter, nu ik erbij stilstond of ik seks met haar wilde dan was dat eigenlijk nog waar ook. Het was niet wat ik haar had willen zeggen, maar het maakte het niet minder waar. En stel dat ik haar zou zeggen dat ik het wel wilde, moest ik dan meteen de spelregels aanleveren?

Ik schreef maar: ‘Nee, ik wil geen seks met je. Althans, dat was niet wat ik bedoelde. Ik wilde alleen zeggen dat ‘aantrekkelijk’ iets is wat ik bij je ervaar.’  

‘Ik snap er echt geen hol van,’ schreef ze weer. Zoals ze bij alles wat ik zei alleen maar dacht: wat wil je nou? Serieus, wat wil je nou?

Misschien had ik moeten ophelderen dat ik alleen maar iets had proberen te zeggen, maar ik was te verrast dat we ineens hier waren uitgekomen. Hoe was dat gebeurd?