June 5, 2022

Procesles 7: Goed doen

Het volledige eerste uur van de eerste cursusdag was door de cursusleider gewijd aan antitheorisme (van ‘antitheorisme’ is sprake wanneer iemand een sterke, negatieve mening heeft over theoretische kaders). Samenvattend vertelde de cursusleider dat alle bestaande trainingen die op het gebied van functioneel beheer werden aangeboden slecht waren. Hij had zich daardoor gemotiveerd gevoeld om zelf een cursus in elkaar te zetten. Mét boek. Je raadt het namelijk niet, maar alle boeken die op het gebied van functioneel beheer werden aangeboden waren slecht. Er was behoefte aan een goed boek. En dat boek moest er vooral heel goed uitzien, want alleen een mooi boek zal je oppakken als het ergens op tafel ligt. Don’t judge a book by its cover was niet aan de cursusleider besteed. Hij was immers niet alleen procesman, maar ook salesman.

Voor mij was dat al het tweede uur van mijn leven waarin de cursus en het boek aan mij werden verkocht, zonder dat ik goede argumenten hoorde, en ik was er helemaal klaar mee. ‘Mag ik iets vragen?’ had ik het lege verkoopverhaal onderbroken. ‘Ik heb je nu steeds horen zeggen dat het allemaal slecht is wat er was, maar je zegt niet wat er slecht aan is. Ik kan er op deze manier heel weinig mee. Je zegt dat mensen van die trainingen terugkwamen met de verkeerde vragen, met welke vragen kwamen ze dan terug?’

De cursusleider knikte overtuigend, alsof hij het helemaal onder controle had. ‘Jazeker, dat kan ik. De vragen waarmee ze terugkwamen, waren: wat moet ik hiermee, wat kan ik hiermee, waarom snap ik er niks van? Kijk, die mensen waren dan bijvoorbeeld naar een BiSL-training geweest. BiSL is een theoretisch kader, dat betekent dat het niet duidelijk is wat je ermee kan. De meeste boeken zijn geschreven door academici, wat betekent dat de mensen die ze lezen niet weten wat er staat. Dat wilde ik allemaal anders. Ik wilde een handboek voor de praktijk. Een opleiding voor de praktijk. Iets waar je echt iets aan hebt.’ De cursusleider stak het boek in de lucht. Hét boek. Mij stemde dat boek inmiddels melancholisch, want ik hield van theoretische kaders en boeken geschreven door academici.

Het volgende onderwerp dat op het lijstje van de cursusleider stond, luidde: verschillende typen mensen. Zo zijn er bijvoorbeeld introverte en extraverte mensen, precieze en chaotische mensen. Over het algemeen gold dat gemengde teams, met verschillende typen mensen, het beste presteerden. Eigenlijk kon hij daar dus kort over zijn, maar de cursusleider bleef een man van de praktijk en om die reden wilde hij ons een toegift doen. ‘In de praktijk kun je helemaal niets met die indeling in typen,’ zei hij, ‘want in deze arbeidsmarkt heeft niemand de luxepositie om te kiezen wie hij aanneemt. Je moet al blij zijn als je een functioneel beheerder vindt die niet helemaal achterlijk is en niet ook nog eens scheel uit zijn ogen kijkt.’

Ik had de jongen die naast mij zat in de ogen gekeken: scheel. Bovendien waren wij hier allemaal beginnende functioneel beheerders. Ik wist dat de cursusleider het niet persoonlijk bedoelde. Hij was zich van geen kwaad bewust, want hij stond hier om het allemaal goed te doen. Toch vond ik dat ik er iets over moest zeggen en zei: ‘Ik zou het bijna persoonlijk opvatten. Ik bedoel, ik ben nog maar net als functioneel beheerder begonnen en misschien had mijn leidinggevende dus niet het geluk om iemand te vinden die niet helemaal achterlijk was. Bedoel je nou te zeggen dat er een grote kans is dat ik achterlijk ben?’ Ik chargeerde. Enorm.

De verbijsterde blik van de cursusleider sprak boekdelen: iemand had in het Grieks tegen hem gesproken. Uit zijn openstaande mond bleef het stil. Hij had er geen idee van wat er was gezegd, laat staan waarom het was gezegd.

Ik realiseerde me dat als ik hem duidelijk wilde maken wat ik bedoelde, dat ik het voor hem moeten uitspellen. Alleen zou het daardoor meteen iets groots worden. De sfeer zou heel zwaar worden en dat wilde ik niet. ‘Ik maak maar een grapje,’ zei ik. Het was alsnog de halve waarheid.

Het bleef stil. Blijkbaar probeerde de cursusleider er toch nog iets van te maken. Ik vond dat dat hem sierde.

‘Je kunt gewoon verder met de les,’ zei ik uiteindelijk maar.